Arbitrage


Arbitrage – Iedere biljarter heeft er mee te maken; de arbiter. Of dat nu een prima opgeleide districts-, Gewest- of nationaal arbiter betreft ofwel het nieuwste lid van je recreanten biljartclub, die van toeten noch blazen weet; bij iedere (officiële) wedstrijd zal iemand de arbitrale leiding (moeten) hebben.

Hoe stelt u zich op aan tafel

Bij het volgen van een arbitragecursus worden de betrokkenen op vele facetten attent gemaakt. De meeste partijen worden echter gearbitreerd door spelers zelf (denk maar aan de competitiewedstrijden die door de medespelers geleid worden). Uiteraard hebben deze spelers altijd de beste voornemens, maar er sluipen ook wel eens foutjes in die te maken hebben met het opstellen aan de tafel.

Enkele voorbeelden werden aangetroffen op de site van de Veen en Rijnstreek in hun blad Effect en gecombineerd met eigen ervaringen. Wellicht nuttig om deze opmerkingen met anderen te delen waardoor misschien incidentele ergernis kan worden voorkomen.

.

Wat we als arbiter dus NIET moeten doen:

  • Als er sprake is van "zuinig caramboleren" en de arbiter gaat aan de verkeerde kant van het biljart staan dan waar de carambole tot stand komt.
    Dus wél: Stel je zelf goed op. Ook de speler zelf kan hieraan meewerken door
    de arbiter de gelegenheid te geven om eventueel om te lopen.
  • Als arbiter jezelf opstellen tussen het biljart en de niet aan de beurt zijnde (op de stoel zittende) speler of het publiek.
    Dus wél: Stel jezelf goed op (of het moet niet anders kunnen). Bedenk hoe het is als je zelf op de stoel zit en niets kan waarnemen van wat er op het biljart gebeurt.
  • Bij twijfel, wachten met annonceren van een carambole in de hoop dat uit de reactie van de speler (doorgaan of gaat zitten) duidelijk wordt of de carambole goed of fout was.
    Dus wél: Stel jezelf goed op. Ga altijd "in de snijlijn" staan
    en wacht niet met annonceren.
  • Bij twijfel over een entré of dedans of een bij vastliggende bal, wachten of uitgebreid gaan kijken terwijl duidelijk is dat toch uit het vak of van de andere bal wordt gespeeld.
    Dus wél: Annonceer direct en dus "in het nadeel speler" of zeg
    nog niets over het al of niet vast. Indien de speler toch voor een andere oplossing dreigt te kiezen kan alsnog met een handgebaar duidelijk worden gemaakt dat eerst nog een beoordeling plaats zal vinden. Onnodig lang kijken verstoort de concentratie en ritme van het spel.
  • Het niet communiceren met de schrijver/bordenist op het moment van het doorgeven van het aantal gemaakte caramboles.
    Dus wél: Kijk dan de schrijver/bordenist aan, dan weet je gelijk of hij of zij nog wakker is. Ook een schrijver/bordenist hoort bij de partij. Begin daarom ook altijd met een duidelijk hoorbaar: "Noteren, …" Dit is het signaal aan de speler dat zijn beurt is afgelopen en een signaal aan de schrijver/bordenist om attent te zijn.
  • Als je denkt dat een speler van plan is de keu omhoog te zetten voor een massé of piqué, direct al de lamp pakken om opzij te houden.
    Dus wél: Afwachten of de speler er (netjes) om vraagt.
    Hoe behulpzaam dit ook over komt, de speler moet, (ook in zijn eigen belang)
    het initiatief nemen. Want als een arbiter staat te zwaaien met een lamp,
    en de speler beslist anders, dan brengt dat de concentratie in gevaar.
  • Om de concentratie niet te verstoren, heel zacht de telling en de annonces doen.
    Dus wél: Hoorbaar en verstaanbaar annonceren.
    Hoe goed ook bedoeld, maar de aan de beurt zijnde speler wil duidelijk horen hoeveel en wat er is en óók de zittende speler (en eventueel publiek) wil op de hoogte zijn.
  • Als speler één de partij heeft beëindigd door het maken van zijn laatste carambole, annonceren: "halve partij voor …"
    Dus wél: Annonceer: "Partij voor ….. en de gelijkmakende beurt voor …."
    (de speler is niet pas halverwege de partij)
  • Als je mobiele telefoon gaat, deze opnemen en een gesprek gaan voeren.
    Dus wél: Zorg er voor dat je mobiele telefoon uitgeschakeld is of op trilstand staat. Wellicht ook bij de spelers dit aspect doornemen. Niets is zo irritant als een arbiter tijdens de partij hierdoor "niet meer bij de les" is.


Dit zijn maar een paar eenvoudige richtlijnen, maar als ze juist worden toegepast, werken ze enorm in het voordeel voor spelers, arbiters en publiek.
Dus: voor u, voor mij en voor iedereen.

Oorspronkelijke schrijver: Hans Mank
en bewerkt door Ben Duivenvoorde.

In aansluiting met het hiervoor vermelde, toch ook nog aandacht voor enige aspecten die ook aandacht verdienen en bijdragen tot een optimale uitvoering.

  • Laat merken dat de arbiter de leiding heeft. Begin met het tossen om te bepalen wie zegt wie begint met inspelen. Let voor het inspelen er al op (eventueel in samenspraak met een wedstrijdleider) of de kleding in orde is (met in achtneming van de actuele regels) en eventueel horloges afgedaan moeten worden;
  • Houd de inspeeltijd goed bij (ga dus niet ergens anders staan praten o.i.d.) en meld na drie minuten dat er nog één minuut speeltijd resteert. Houd dit bijvoorbeeld bij op een duidelijke klok of horloge (met secondenteller);
  • Na afloop van de partij plaatst de arbiter de ballen in een trosje bij de middenacquit. Bij toernooien of een finale in overleg eventueel: Als alle partijen zijn uitgespeeld, zorgt de ene arbiter er voor dat de ballen in de poetsmachine behandeld worden en de ander dat de tafel geborsteld wordt of, indien nodig of zo afgesproken, dat de tafel gestofzuigd wordt.

Als deze aanwijzingen worden nageleefd, stimuleert dit de prestatiedrang van de speler en het gevoel dat er alles aan gedaan wordt om er gezamenlijk iets moois van te maken. Uiteraard wel met de kanttekening dat de biljarter altijd blij is als er mensen zijn die de arbitrage op zich willen nemen. Bedoeling is dat zij er samen plezier aan beleven, dus openstaan voor goede suggesties en begrip voor vergissingen.

Veel speelplezier,

De fouten

Een carambole is pas geldig wanneer deze gemaakt wordt volgens de voorschriften van het reglement.In dit overzicht worden alle voorkomende fouten besproken.

    • De gemiste carambole:
      Deze fout heeft weinig commentaar nodig. Als u als arbiter zeker van uw zaak bent, gaat u geen discussie aan met de speler, wanneer deze verhaal haalt. U telt de beurt af. Is er twijfel? Dan kunt u als arbiter de schrijver raadplegen, maar als deze het niet gezien heeft of ook niet zeker is, dan telt u de beurt alsnog af.
    • Uitspringende ballen:
      Een uitspringende bal is een bal die buiten het speelvlak van het biljart terechtkomt. De begrenzing van dit speelvlak begint bij de houten omlijsting waarin de banden gevat zijn. Raakt een bal het hout en rolt hij terug op het biljart, dan is hij toch uit geweest en zegt de arbiter "Noteren…". Wanneer er een bal uit het biljart springt, worden bij libre de drie ballen op hun respectievelijke acquits geplaatst en zal de tegenpartij de beginstoot spelen. In het driebandenspel wordt alleen de uitspringende bal op acquit geplaatst en dit naar dezelfde regels als bij vastliggende ballen. Raakt een uitpringende bal indeze speelwijze de houtenomlijsting en rolt hij terug op het speelvlak, dan kan hij andere ballen van richting doen veranderen. Dit moet de arbiter proberen te verhinderen door de uitspringende bal op te vangen. Kan hij dat niet en komt deze in contact met een andere bal, dan laat de arbiter de nieuw ontstane positie van de andere ballen zoals hij is.
    • Nog in beweging zijnde bal:
      De arbiter laat de tegenpartij alleen dan aan de beurt wanneer de ballen in stilstand zijn. Speelt de speler toch, terwijl een bal nog in beweging is, dan keurt de arbiter dit punt af.
      Bij het maken van een reeks moet de speler wachten tot alle ballen stilliggen alvorens een nieuwe carambole te scoren. De arbiter zou in feite het punt pas moeten toekennen wanneer de ballen stilliggen. Dat wordt echter omwille van het speltempo niet gedaan. Heeft de arbiter een punt geteld en de speler stoot vervolgens voordat alle ballen stilliggen, dan wordt het vorige punt dus niet geteld.
    • Het aanraken van de bal (touché)
      Om een carambole op geldige wijze te spelen, moet de speler dit met de pomerans doen. De speelbal raken met, hetzij welk ander deel van de keu dan ook, is een fout. Hetzelfde is waar wanneer de speler een bal raakt met de hand, een kledingstuk of met welk ander ding dan ook. Nemen we bijvoorbeeld aan dat de speler een carambole maakt en bij het afstoten springt de pomerans van het bovenstuk af. Deze pomerans wordt vervolgens door een bal geraakt, dan is ook dat touché en gaat de beurt over.
      Wanneer de speler merkt dat er een vuiltje (bijv. een haar) op een bal kleeft, dan verzoekt hij de arbiter om dit vuiltje te verwijderen. Hij mag dat dus nooit zelf doen, want anders wordt hij met een fout bestraft: touché.
      Het kan zijn dat ballen door toedoen van derden verplaatst worden. De speler kan hiervoor niet verantwoordelijk worden gesteld. Indien de ballen verplaatst worden, dan moet de arbiter de ballen zo goed mogelijk in de oude positie trachten te leggen.
      Tot slot kan het ook voorkomen dat een speler, in het vuur van de strijd een mooie positie laat liggen voor de tegenpartij en (on)gewild de ballen uit elkaar gooit. Er volgt uiteraard een vermaning voor onsportief gedrag en bovendien zal de arbiter de positie zo goed als mogelijk reconstrueren zoals ze voor het voorval was.
    • Indirect touché
      Het naar het oordeel van de arbiter, met opzet zo handelen dat de speler een of meer ballen – zonder deze direct aan te raken – van plaats of loop doet veranderen.
      Bijvoorbeeld door het blazen naar een bal, het tegen het biljart oplopen waardoor de ballen worden verplaatst etc. Als de speler dit, naar het oordeel van de arbiter, opzettelijk doet, dan moet hij de beurt aftellen.
    • Zichtbare tekens aanbrengen
      Een speler mag met zijn keu ongeveer meten waar hij de bal op de band wil spelen. Als hij daarbij echter met de pomerans een merkstreepje op de band zou aanbrengen, dan dient hij te worden afgeteld. Als de arbiter het vermoeden heeft dat een speler het krijt als merkteken wil gebruiken, dan verplaatst de arbiter het krijt van de speler. Wij onderstrepen het woord "vermoeden", want het is duidelijk dat een speler zelden het biljartkrijt op de band zal gaan leggen om dit als teken (mikpunt) te gebruiken.
    • Speelbal van de tegenpartij
      Elke speler heeft een speelbal en dit geldt voor de hele duur van de partij. Een speler heeft al heel wat punten gemaakt en plotseling merkt de arbiter dat hij met de verkeerde bal speelt. De arbiter zegt "Noteren, Jansen 14 caramboles". Dit wil zeggen dat de speler Jansen al 15 caramboles gemaakt had toen de arbiter het merkte. Inderdaad, wanneer een speler zich in de bal vergist, kan de arbiter zijn vorige beslissing slechts herroepen wanneer de speler niet opnieuw heeft afgestoten. Indien in het voorbeeld de speler Jansen al afgestoten zou hebben nadat de arbiter de fout bemerkte, dan zou er aangekondigd worden "Noteren Jansen 15 caramboles". Belangrijk is derhalve dat elk punt dat gemaakt werd, herroepen kan worden voor zover de ballen in die beurt nog stilliggen en de speler dus niet aan een nieuwe beurt bezig is.
    • In overtreding met de verboden zones
      Een carambole is eveneens ongeldig wanneer een speler de aanspeelbal (bal 2) of de carambolebal (bal 3) niet meer naar de voorschriften van het reglement uit de verboden zone heeft gespeeld. De beurt gaat dus ook in dit geval over naar de tegenspeler. Een niet opgemerkte fout heeft geen gevolgen zodra de speler een nieuwe carambole heeft gemaakt. De verboden zones hebben betrekking op het vrij spel (libre) en het kaderspel.
    • Een voet moet de grond raken
      Bij het uitvoeren van een stoot, moet de speler steeds in contact zijn met de grond. Het is voldoende dat één voet licht de grond raakt. Is de afstoot uitgevoerd en de speler verliest zijn evenwicht, dan is er geen fout gemaakt.
    • Biljarderen
      Men biljart deert wanneer de pomerans van de keu nog in contact is met de speelbal op het ogenblik dat deze laatste de aanspeelbal raakt.
      Men kan ook op de band biljarderen, wanneer de pomerans van de keu nog met de speelbal in contact is op het moment dat deze laatste de band raakt.Het biljarderen vraagt bijzondere aandacht, omdat het een heel belangrijk onderdeel is van het biljartspel.
      Het is eveneens de meest aangevochten fout, omdat tal van spelers zich niet met de gedachte kunnen verzoenen dat zij gebiljardeerd hebben.
      De arbiter beoordeelt het biljarderen in twee fasen:
      De eerste beoordeling wordt gedaan op het moment dat de ligging van dien aard is dat het biljarderen mogelijk geacht wordt. Bij het beoordelen van zo'n positie houdt de arbiter voornamelijk rekening met de afstand die de speelbal van de aanspeelbal scheidt. Hoe kleiner de afstand is, des te groter de mogelijkheid om door te stoten (en dus te biljarderen). Dit weet de speler ook en hij kan zijn afstoot zo regelen dat de carambole zuiver gespeeld wordt. Dit zuiver afstoten gebeurt dan vaak ten koste van de positie van de ballen, omdat hij de ideale positie zal moeten opofferen. Dit zet de speler aan om dit toch maar niet te doen en dan wordt er gebiljardeerd. De arbiter zal dus ervaring moeten opdoen. Is hij een goed biljarter en heeft hij het arbitreren geleerd, dan zal hij een voordeel hebben om uit te maken of het punt correct uitgevoerd werd. De arbiter anticipeert dus in de eerste fase.
      Het tweede deel van de beoordeling is de uitvoering van de carambole. Dit is uiteraard de belangrijkste fase. Hier zal hij nagaan hoe de speler zich plaatst om de carambole te spelen en zien hoe hij de stoot speelt. De arbiter volgt dus het spel van dichtbij.
      De koppeling van deze twee waarnemingen is noodzakelijk om een juist oordeel te vormen.

    • Ketsstoot

      Deze fout is minder bekend; de ketsstoot.
      Wat is een ketsstoot? Het is een afstoot waarbij de pomerans van de keu afketst op de speelbal. Is de afstoot krachtig gebeurd, dan wordt bij de ketsstootde speelbal weggeduwd met het bovenstuk van de keu. Maakt de speler desondanks de carambole, dan moet in dat geval het punt afgekeurd als ware het een touché.
      Het kan gebeuren dat de speler traag afstoot en heel zacht. Dan schampt de keu op de bal af en raakt de zijkant van de pomerans de speelbal. In dat geval is er géén fout.
      Hoe kan de arbiter dit onderscheid maken? Het gehoor zal hem hierbij helpen. Indien de keu gewoon afschampt, hoort men naast het normale geluid niets. Bij de ketsstoot hoort men duidelijk dat de speelbal door de plastic tussenring of zelfs door het hout geraakt wordt. Dit is dan onmiskenbaar fout. Ook bij de trekstoot is het ketsen mogelijk. Hier ontstaat het ketsen door te diep in de speelbal af te stoten, waardoor de bal zelfs opgeschept kan worden. Deze "steeple-chase"-afstoot is ook fout. Ook hier hoort men duidelijk dat de speelbal door het bovenstuk van de keu wordt aangeraakt.In de video zien we een ketser in super slow-motion (10.000 beeldjes per seconde). Duidelijk is te zien dat de bal met het hout van de keu geraakt wordt, waardoor deze als touché moet worden afgeteld.

Zijn er vragen rond arbitrage ! stel ze gerust aan Gust Vanherck, Robert Monnissen. 

Tekst www.bommeltje.nl